General Instructions


Leesstrategieën bij examenteksten

Stappenplan voor het maken van meerkeuze en open vragen:

Meerkeuze:
  1. Scan de tekst, kijk naar titel, eventueel een vetgedrukte inleiding, bronvermelding, plaatjes, enz.
  2. Ga na wat je zelf al van het onderwerp weet. Door je eigen kennis te gebruiken stel je je beter in op de tekst
  3. Gebruik de ELZA methode om de tekst te lezen (eerste en laatste regel van de alinea).
  4. Lees daarna alinea na alinea door aan de hand van de examenvragen.
  5. Let extra op de eerste en laatste zinnen van de alinea. Hierin staat vaak de belangrijkste informatie.
  6. Let op de functie van verbindingswoorden zoals but, although, because, enz. Ze geven tegenstellingen, oorzaken, gevolgen, redenen, enz aan.
  7. Probeer eerst zelf het antwoord te bedenken voor je naar de antwoorden kijkt.
  8. Kies daarna het antwoord dat het meest op jouw antwoord lijkt.
  9. Lees als je tijd hebt aan het eind als je tijd hebt de vragen en de antwoorden die je gekozen hebt een keer door. Dit moet eigenlijk een redelijke weergave van de tekst zijn.
Let op:
· De antwoorden staan in alfabetische volgorde dus het kan gebeuren dat je 6 keer achter elkaar A krijgt, puur toeval.
· Als maar een deel van het antwoord goed is, is het fout.
· 2 antwoorden vallen vaak al af omdat het ‘onzinantwoorden’ zijn.
· ook als je meteen weet dat antwoord A goed is moet je de andere antwoorden lezen. Je weet maar nooit ….
· Het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden.
· Schakel je eigen mening over het onderwerp uit. Als er in een antwoord staat dat Hitler een onmens was, is dit toch fout als het niet in de tekst staat.
  
Open vragen:
  1. Beantwoord een vraag in kort en bondig Nederlands.
  2. Lees de vraag en het antwoord nog eens door om te controleren of je echt wel antwoord op de vraag hebt gegeven.
  3. Beperk je antwoord tot datgene wat wordt gevraagd. Als er een reden gevraagd wordt en je geeft er meer, telt alleen de eerste reden.
  4. Houd je aan het maximaal aantal woorden.
  5. Bij citeren de eerste 2 en de laatste 2 woorden opschrijven. Dit hoeven niet perse hele zinnen te zijn, het kunnen ook stukjes zin zijn.
Wat te doen als je een woord niet kent:
  1. Raak niet in paniek, soms komt hetzelfde begrip in dezelfde alinea of later in de tekst nog een keer voor.
  2. Probeer de betekenis af te leiden uit de context. Let hierbij op:
  3. a: welke woordsoort is het?
b: heeft het woord bekende voor of achtervoegsels?
c: lijkt het woord op een woord in een andere taal?
d: staan er eerder of verder in de tekst soms aanwijzingen die je kunnen helpen de betekenis te raden?
4. Gebruik je woordenboek pas als je het woord echt niet weet en daardoor een vraag niet kunt beantwoorden.
5. Neem niet meteen het eerste woord dat je als vertaling tegenkomt in het woordenboek.
6. Let op woordsoort.
7. Kijk eventueel naar de voorbeeldzinnen, de combinaties met voorzetsels, enz.

Stappenplan voor het maken van meerkeuze-invulvragen
Meerkeuze-invulvragen (gatenteksten)
  1. Lees de hele tekst een keer door zodat je globaal weet waar hij over gaat.
  2. Lees de alinea waar het gat in voorkomt goed door. Soms heb je de informatie voor het gat nodig, soms erna, soms ook in de voorafgaande of volgende alinea.
  3. Probeer eerst zelf een Nederlands woord te bedenken dat in het gat past.
  4. Vergelijk daarna je antwoord met de gegeven Engelse antwoorden en kies het woord dat er het meest op lijkt.
  5. Controleer of de andere woorden echt fout zijn.
  6. Als je het juiste antwoord niet kunt vinden neem je de afstreepmethode. Je streept de antwoorden weg die echt niet kunnen.
  7. Zoek de overgebleven woorden eventueel op in het woordenboek als je genoeg tijd hebt.
  8. Lees daarna de hele tekst nog een keer door. Soms ga de tekst pas begrijpen als je verderop in de tekst komt. Misschien verander je hierdoor van gedachten over je eerste antwoorden.
Stappenplan voor het maken van scanning
Je gebruikt scanning als je in korte tijd specifieke informatie uit een tekst moet halen. Deze teksten staan vaak aan het eind van een examen. Hierbij kun je globaal 2 tekstsoorten onderscheiden: a) gewone teksten en b) inhoudsopgaven of indexen.
Gewone teksten
  1. Lees de zoekopdracht/vraag goed door.
  2. Lees de titel en gebruik de ELZA methode (eerste en laatste zin van de alinea).
  3. Probeer voor jezelf te formuleren wat het onderwerp van de tekst is.
  4. Zoek nu naar de gevraagde informatie.
  5. Controleer of je echt de vraag beantwoordt hebt.
Inhoudsopgaven of indexen
  1. Lees de zoekopdracht/vraag goed door.
  2. Kijk naar de verschillende rubrieken, staan ze alfabetisch, op onderwerp, enz.
  3. Lees de ‘kopjes’ en beslis dan of het nodig is het bijbehorende stukje te lezen.
  4. Er staat niet altijd bij hoeveel antwoorden je op moet schrijven. Zorg dan dat je er geen vergeet.
  5. Controleer of je echt de vraag beantwoordt hebt.
Let op: Het kan voorkomen dat naar iets gevraagd wordt dat niet in de tekst staat. Soms moet je gewoon ‘nee’ of ‘geen’ op durven schrijven.


________________________________________________________________________




Woordenboekgebruik

Werken met een woordenboek levert vaak meer problemen op dat je denkt.
·      Je denkt dat een woord er niet in staat, maar dan moet je op een andere manier zoeken.
·      Je vindt zoveel mogelijkheden bij het woord dat je zoekt, dat je niet goed weet welke je moet nemen.
Het is verstandig om eerst te proberen de betekenis van het woord uit de context af te leiden voordat je naar het woordenboek grijpt.

Voorbeeld Engels-Nederlands:
Side /said/ I ZN • kant; zijdezijkantwandhellingaspectpartijelftal; teameffect  <bij biljart> • gewichtigheid; air * take sides (with) partij kiezen (voor) * side by side naast elkaar * by the side of naast * fault on the right side geluk bij een ongeluk * on the side of op de hand van * on the right side of 40 nog geen 40 jaar II ON WW (~with) partij kiezen voor

Side                         het woord dat je op hebt gezocht
/said/                        geeft de uitspraak van het woord aan; voorin je woordenboek
                                      vind je de verklaring van uitspraaktekens.
ZN                        geeft de woordsoort aan. In dit geval zelfstandig naamwoord. 
             De lijst met woordsoorten wordt voorin het woordenboek
             uitgelegd.
Side kan gebruikt worden als zelfstandig naamwoord (ZN) of als werkwoord (WW). Zoals je ziet kan side als zelfstandig naamwoord negen verschillende betekenissen hebben; achter elke vetgedrukte stip (•) vind je er één of twee.

~                        geeft aan dat je hier het woord moet invullen dat je hebt
                                     opgezocht.
*                          na het sterretje vind je een voorbeeldzinnetje / uitdrukking in het  
                                     Engels met schuingedrukt de vertaling.
Voorbeeld Nederlands-Engels 1:
kaart • stuk karton card * groene~ green card •toegangsbewijs ticket • speelkaart card * een spel ~en a deck of cards * een goede ~ hebben have a good hand * iemand in de ~ kijken look at sb’s cards • landkaart AARDK. map; SCHEEPV. chart * in ~ brengen map (out); SCHEEPV. chart • plattegrond plan ì open ~ spelen speak frankly; put one’s cards on the table  ìalles op één ~ zetten put all one’s eggs in one basket ìhet is doorgestoken ~ it’s a frame-up; it’s a put-up job ì iem. in de ~ kijken see through a person(’s plans)  ì zich in de ~ laten kijken give o.s. away  ì iem. in de ~ spelen play into a person’s hands  ì van de ~ zijn be all at sea; be upset


Voorin het woordenboek worden afkortingen uitgelegd.
AARDK.             aardrijkskunde

SCHEEPV.            scheepvaart
Sb                        somebody (let op: je moet dit altijd nog in de goede vorm zetten!)
o.s.                        oneself (let op: je moet dit altijd nog in de goede vorm zetten!)

Voorbeeld Nederlands-Engels 2:
danken I OV WW • bedanken thank; give thanks * dank je/u thank you * dank u zeer thank you very much * nee, dank je/u no, thank you * niets te ~ you’re welcome • verschuldigd zijn owe (to aan); be indebted (to aan* hij heeft het aan zichzelf te ~ he only has himself to blame; it’s his own fault * iem. iets te ~ hebben owe sth to a person * dat heb ik aan hem te ~ I owe it to him ì dank je feestelijk! no, thank you; not likely! II ON WW bidden say grace



“Het woord staat niet in het woordenboek!”

Werkwoorden:
·      Zoek naar de tegenwoordige tijd van het werkwoord. In het woordenboek staat het hele werkwoord vermeld.

Als je uit de zin ‘He sided with the winner’ het woord ‘sided’ op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘side’ (‘sided’ is verleden tijd).
Als je uit de zin ‘He drew a nice picture’ het woord ‘drew’ op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘draw’ (‘drew’ is verleden tijd).

·      Achterin het woordenboek staat een lijst van onregelmatige werkwoorden.

Zelfstandige naamwoorden:
·      In het woordenboek staan woorden altijd in enkelvoud vermeld.

Als je uit de zin ‘The sides of a square are equal’ het woord sides op wilt zoeken, zoek dan bij het woord ‘side’ (enkelvoud).

“Welke betekenis moet ik nemen?”

Wat voor woord zoek je? Side heeft als zelfstandig naamwoord een heel andere betekenis dan als werkwoord.
Elke woordsoort kan ook verschillende betekenissen hebben. De betekenis die het meest voorkomt staat vooraan. Neem niet de eerste de beste, maar kijk welke betekenis het beste in de context past.
Bij sommige werkwoorden hoort een voorzetsel. Het woord kan met dat voorzetsel een heel andere betekenis krijgen:
            Look for            = zoeken naar
            Look after            = zorgen voor



EXERCISE:
What is the meaning of the word ‘side’ in these contexts?

1.    The president displayed his lighter side before the press conference began.
2.    She told me I need to get in touch with my feminine side.
3.    He’s been chosen for the England youth side.
4.    I’m not taking sides in this argument.
5.    The two girls stood side by side.


EXERCISE:
Welke vertaling heb je nodig in de onderstaande zinnen?

1.    Hoe het ook in elkaar steekt, de club heeft veel te danken aan Tévez. Hij heeft in het verleden veel doelpunten gescoord.
2.    “Ik heb je hulp erg gewaardeerd.” “Geen dank!”
3.    Ik begrijp dat het vervelend is, maar je hebt het aan jezelf te danken.
4.    Hartelijk dank voor uw bericht.
5.    Wij zijn gewend te danken na het eten.


EXERCISE:
Welke vertaling heb je nodig in de onderstaande zinnen?

1.    Hallmark.nl. Groot assortiment kaarten en de beste service!
2.    Door de locatie en mac-adressen van 3,6 miljoen wifi-routers in kaart te brengen, heeft Google de Wet bescherming persoonsgegevens overtreden.
3.    Ik was helemaal van de kaart.
4.    Mijn vader heeft net de nieuwste kaart van Nederland gekocht.
5.    Hoera! We hebben kaarten voor de show van Paul de Leeuw!

-________________________________________________________________________




Tips voor een (CITO) kijk- en luistertoets. 

  • Zorg dat je uitgerust en zo ontspannen mogelijk aan de toets begint. Het is belangrijk dat je je goed kunt concentreren.
  • Lees eerst de vraag en de antwoorden voordat je gaat luisteren naar het fragment.
  • Probeer de antwoorden in steekwoorden te onthouden, zodat je weet waar je op moet letten tijdens het luisteren.
  • Gebruik de pauze om de volgende vraag en antwoorden te lezen.
  • Weet je een antwoord niet, raak dan niet in paniek. Kies in elk geval een antwoord en concentreer je op de volgende vraag.
  • Beluister het hele fragment voordat je het antwoord kiest. Sprekers herhalen zich vaak en zeggen hetzelfde in andere woorden nog een keer.
  • Het belangrijkste is: concentratie. Probeer je te blijven focussen op wat je hoort (laat je niet afleiden door dingen die om je heen gebeuren).





Geen opmerkingen:

Een reactie posten